Deze functie bevindt zich in het boekje "Tekst" onder het tabblad "Formules".
- Breng in een werkblad in de eerste kolom een aantal namen aan.Sommige in hoofdletters andere in kleine letters.
- In de tweede kolom komt de test.
- Selecteer de cel B2.
- Klik op het tabblad "Formules" in het lint.
- Klik op het boekje "Logisch".
- Klik op de functie "ALS".
Het dialoogvenster "Functieargumenten" verschijnt.
We brengen eerst de teksten ja en nee aan.
- Klik in het argument "Waarde-als-waar".
- Typ "ja".
- Klik in het argument "Waarde-als-onwaar".
- Typ "nee".
- Klik in het argument "Logische-test".
- Klik op het pijltje bij het naamvak.
- Klik op het item "Meer functies...".
- Klik op pijltje van de keuzelijst "Of selecteer een categorie:".
- Klik op het item "Tekst".
- Klik op de functie "Gelijk".
- Klik op "OK".
- Klik in het argument "Tekst2".
- Klik op de cel "A2".
- Klik in het argument "Tekst1".
- Klik op het pijltje bij het naamvak.
- Klik op de functie "Hoofdletters" in de lijst.
Het dialoogvenster "Functieargumenten" verschijnt voor de functie "Hoofdletters".
- Klik op de cel "A2".
- Klik op "OK".
- Voer de berekening door naar de andere cellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten